Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom
Jean Vantorre & Anna Cambier Een groot en een klein met mayonaise |
We hebben in ons eigenste Zele zo maar eventjes negen geklasseerde monumenten. Ik zie je al peinzen. Dat is je goed recht en als je even surft naar zele.be, word je probleemloos uit je lijden verlost. Eén gebouw zijn ze in hun klasseringdrift wel vergeten: het frietkot van Vantorre. Sinds anderhalf jaar is dit monument over te nemen. Hoog tijd dus voor een babbel met de twee mensen die al jaren het Zeelse frietkot bij uitstek draaiende houden: Anna Cambier en Jean Vantorre. Jean en Anna wonen in de Groenlaan. Op een grijze donderdag ben ik er welkom. Aan de keukentafel doen ze hun verhaal. Anna speelt duidelijk de hoofdrol en soms vult Jean wat aan. Behalve in het laatste deel van onze babbel als het over de bokssport gaat, dan neemt Jean het roer over van Anna. Alhoewel… |
Hoe lang het frietkot op de Kouter er staat? Geen idee, maar wel al heel lang. Op haar vijftiende begon Anna een handje toe te steken bij de vorige uitbater Raymond Van Driessche. We schrijven 1958. Zestien jaar later hield Raymond het voor bekeken en kreeg Anna ‘dist okkazzje’ om de zaak over te nemen. Ze moest er niet lang over nadenken want het was een goede zaak met een groot cliënteel. Op 1 juli 1974 waren zij de nieuwe uitbaters. In vergelijking met de huidige frituren was het in die jaren heel simpel. Het aanbod was erg klein: frieten, frikadellen, zwanworst, een gekookt ei, een cervela en als toemaat mayonaise, pickles en ajuintjes. Geen snacks, geen satékes in alle maten en formaten, geen burgers en van een koeltoog was helemaal nog geen sprake.Een frituur open houden was alles behalve schapenwachten. Vijf dagen per week was het kraam open: van vrijdag tot en met dinsdag. Je kon er je klok op gelijk zetten. Om elf uur ’s middags werd de eerste friet gebakken en voor een pakje friet kon je op vrijdag en zaterdag terecht tot halfdrie in de ochtend, de andere dagen tot één uur ’s nachts. Het was een andere tijd, vertelt Anna na al die jaren, de Zeelse jeugd vond haar ontspanning nog in ’t dorp en bleef dus ‘op’ Zeel. Het waren wel zware dagen. Als het kraam sloot was er den après-ski, lees: vet filteren, opruimen, kuisen, schuren. Hygiëne is iets wat zowel Jean als Anna hoog in het vaandel voeren. Geen enkele dag zijn ze huiswaarts gekeerd vooraleer alles er netjes bij lag. |
De langste dag in de carrière van Jean & Anna is ongetwijfeld deze van de Streekbieravond ergens in de jaren tachtig. Die dag begonnen ze om elf uur en bakten ze friet tot ’s anderendaags zeven uur. Vier uurtjes gesloten en de volgende dag weer van elf tot ‘s morgens vijf uur.
De nachtrust duurde nooit langer dan 3-4 uren want de volgende dag moesten er weer frieten zijn en dus moesten er aardappelen geschild worden. In de startblokken kwamen de patatten rechtstreeks van de boer. Schillen, dat deed een machine maar de oogjes eruit verwijderen en de frieten snijden was allemaal handwerk. Pas later is de elektrische frietsnijder op de markt gekomen. Gelukkig is dat nu verleden tijd en worden de aardappelen iedere dag vers geschild en gesneden aan huis geleverd door een marsjang. In al die jaren heeft het frietkot ook een kleine metamorfose ondergaan. In de aanvangsjaren was het gewoon een kraam, later kwam er een voortent aan zodat klanten bij regenweer in ’t droog stonden en pas jaren later is er een stukje aangebouwd waar klanten volledig binnen stonden. Daar stond in den beginne ook een bank. Die heeft er niet al te lang gestaan. De bedoeling op zich was goed maar geregeld werd die ook gebruikt door klanten die iets te diep in ’t glas gekeken hadden en daar hun roes uitsliepen. Soms was dat best grappig, zegt Jean, maar meestal hield je er enkel en alleen ambras en opkuis aan over of moest je die ongewenste hotelgast naar huis brengen omdat hij niet meer wist van welke parochie hij was. |
Het aanbod is doorheen de jaren sterk uitgebreid. In een frituur kan je bij manier van spreken eten à la carte, veel is niet genoeg en het maakt de keuze er niet gemakkelijker op. Eerlijk gezegd heel wat namen zijn voor mij culinair Latijn: Ardeense saté, bamischijf, berenhap, bitterballen, bockworst, boulet, bouletsaté, chix, frikandel, garnaalkroket, g’hackie, kaaskroket, kipcorn, kippenbouten, kippets, kipsaté, kraker, balletjes in tomaat, frankfurter, goulash, mosselen, paardenworst, stoverij, vol-au-vent, bickyburger, chickenburger, hamburger, loempia, lookworst, mammoet, merguez, mexicano, pikanto, ragoezi, saté, sito, spablo, taco, viandel, visstick, vleeskroket, vol-au-vent-schnitzel, vuurvreter, zigeunerstick… Maar de favorieten bij Vantorre blijven nog altijd het stoofvlees, de stoofvleessaus en de paardenworsten, die vormen doorheen al die jaren de specialiteit van het huis en verkopen nog altijd het best. |
Een frituur op het plein is voor mij een soort historisch erfgoed. Meer en meer vrijstaande frietkramen verdwijnen door de steeds strenger wordende wet- en regelgeving inzake ruimtelijke ordening, milieu en hygiëne. Deze evolutie wordt nog versterkt door de beperkte toekenning van concessies en de daaruit voortkomende bestaansonzekerheid. Daarmee verdwijnt jammer genoeg ook een stukje van onze Vlaamse volkscultuur, het goede oude frietkot in een barak of caravan onder de kerktoren of op het stationsplein. In een aantal steden en gemeenten verdwijnen ze één voor één. In Dendermonde bijvoorbeeld is er geen enkel frietkot meer terwijl dat in Brugge op de Grote Markt mag blijven bestaan. Onze frituur mag blijven op het Kouterplein, verzekert Jean me. Het feit dat er de laatste maanden twee frietkoten in Zele verdwenen (aan het Scelaplein en aan het station) heeft helemaal niets te maken met een gemeentelijke wet of zo. Diegene die mijn zaak overneemt, mag blijven verder doen op het plein. |
Anna & Jean mogen dit jaar ieder zevenenzestig kaarsjes uitblazen.Een leeftijd waarop bijna alle collega’s al jaren van hun pensioen genieten. Ze hebben de laatste jaren wat gesnoeid in de openingsuren en ook de dinsdag staan de klanten voor een gesloten deur. Nu kan je er nog terecht van vrijdag tot en met maandag van half twaalf tot half twee en van half vier tot één uur ’s nachts. Ook al zijn het maar vier dagen, het zijn en blijven vier zware dagen.Wat de mooie kanten zijn aan het beroep van frituuruitbater… ’t Was vroeger anders, zucht Anna. De mentaliteit is sterk veranderd. Vroeger ging er geen week voorbij of er gebeurde iets of ze staken iets uit. Ge kunt het u niet voorstellen wat ze niet gedaan hebben, vertelt Anna. Onze frituur was een ontmoetingsplaats waar verteld werd, waar gelachen werd… Nu is het meer opgejaagd, mensen hebben geen tijd meer. Soms bekruipt hen de heimwee naar de tijd van toen. De tijd van die volksfiguren zoals Sterke Jan, Lange Pros, Sjarel Tsjiep, de Roste Fons… Die mannen vertelden en bleven vertellen aan ’t kraam. Stand-upcomedians avant al lettre. |
Anekdotes die blijven hangen zijn? Er zijn er zoveel. De studentenclub van Moeder Klodde die na twaalven binnenvielen met de boodschap dat ze honger hadden maar geen geld. Of ze eens mochten zingen voor hun pakje friet? Hongerigen spijzen is voor Jean & Anna een werk van barmhartigheid en met hun pak friet in de hand beloofden de studenten om de volgende week een taart te brengen. Af en toe kwam er vreemd volk over de vloer. Een groepje motorrijders dat eens stopte en ambras kreeg met een klant en die daarna vertrokken met de boodschap dat ze gingen terug komen met de hele bende. Ze moeten nog altijd komen. |
Of van die twee met een stuk in hun kraag die in ontbloot bovenlijf een robbertje wilden uitvechten, of van de politie die ’s nachts soms passeerde voor een babbel & een pakske friet… Of van Volleybalclub Juvenes die gratis een pakje friet kregen bij een overwinning, een vrijgezellenavond waar een van de opdrachten was friet te bakken, studentendopen met schachten met mayonaise, pickles en ketchup op hun hoofd… En je had klanten die er een vast ritueel op nahielden. Bijna ieder weekend was er wel een avond waarop Guido Geerinck in de late uurtjes met enkele hongerige vrienden de frituur kwam sluiten. Terwijl ze hun honger stilden, werd er serieus wat afgelachen. Allemaal herinneringen aan de passeekomposee. We leven nu eenmaal in de eenentwintigste eeuw en de tijd van toen is voorbij. Elke medaille heeft twee kanten. Leute en plezier ligt dicht bij miserie en verdriet. In al die jaren heeft Anna veel meegemaakt En veel gezien da’k niet moest zien, voegt ze er aan toe. Ik hoorde van alles, wist van huiselijke problemen... En ik heb veel geluisterd naar mensen die het gewoon eens moesten zeggen om dat eens kwijt te raken. Maar, zegt Anna resoluut, ik kon zwijgen en wat ik hoorde, vertelde ik zelfs niet eens aan Jean. |
Al bijna anderhalf jaar hangt er een plakkaatje ‘over te nemen’. Er was al enige interesse, een paar ernstige kandidaten, een aantal kurjeuzeneuzen. De overnameprijs is geen staatsgeheim, zegt Jean, en met ernstige kandidaten willen we het er wel over hebben. Het is een goede broodwinning als je tenminste uit je pijp wil komen. Wat zijn de vereisten voor een goede frituur? Heel simpel, antwoordt Jean. In de eerste plaats stipt zijn. Onze openingsuren hebben we altijd gerespecteerd. Er zijn bepaalde collega’s die open doen als het hun past, maar op die manier zet je klanten voor een gesloten deur en die zoeken hun heil rap op een ander. Ook hygiëne is een must maar de kwaliteit is van kapitaal belang. Je moet meeleven met je friet, zegt Jean. Het voorbakken is het allerbelangrijkste: niet te hard, niet te zacht en last but not least je moet willen werken. Jean & Anna hebben het al die jaren samen gedaan. Extra personeel is er niet aan verdiend wil je iets overhouden en een goede taakverdeling is ook belangrijk. Jean bakt en Anna bestelt. Zo is het al jaren en die tandem bolt goed. Wie de zaak ook overneemt, ‘Vantorre’ is doorheen de jaren een merknaam geworden in Zele. In afwachting van een overnemer, doen Anna & Jean verder zoals ze het al zesendertig jaar doen. Frieten bakken en verkopen met hart en ziel. Wat ze gaan doen als de frituur niet meer moet. Anna houdt van rust en van TV, Jean heeft nog altijd zijn oude passie, het boksen, en met zijn boksclub die hij heeft opgericht heeft hij drie keer per week de handen vol. |
|
Jean Vantorre was jaren geleden een begrip in de Belgische bokssport. Ik zou hem onrecht aandoen, mocht ik ook hierover niets schrijven. Alleen van bokssport heb ik geen kaas gegeten en hoop dat ik niet te veel kemels schiet in wat volgt. |
Ik ben van zeer bescheiden afkomst en heb een moeilijke en ongelukkige prille jeugd gekend. Velen van mijn soortgenoten zijn aan lager wal geraakt. Door het boksen heb ik karaktersterkte en zelfdiscipline gekregen. Dat was mijn redding. Albert Persyn, mijn mentor in de club, heeft een ongelooflijke goede invloed op mij gehad. Ik ben hem daar eeuwig dankbaar voor. In de jaren zestig heeft Jean als liefhebber gebokst in Luxemburg, Parijs, Duitsland. In 1966 werd hij op aanmoediging van zijn mentor beroepsbokser. Drie jaar later bereikte hij het hoogtepunt van zijn carrière door Belgisch kampioen Lichtgewichten. Op 5 juli 1969 nam hij het in Kalken op tegen Pierre Tirlo in een wedstrijd van 12 rondes. In de zevende ronde lukte hij erin zijn tegenstander knock-out te slaan. Kalken was te klein op dat moment. In een krantenartikel staat het onverbloemd: “De strijdwijze van Vantorre is hoofdzakelijk gebaseerd op een sterk lichaamsgestel, karaktersterkte, moed, opofferingsgeest, eergevoel, beroepsernst en… sterke vuisten.” |
Dertien jaar lang heeft hij in het beroepscircuit gezeten. Of dat goed verdiende, vraag ik hem. Jean bekent ronduit dat hij daar niet echt mee bezig was. Wat ze me gaven, was goed, zegt hij. Toch had ie daarnaast nog altijd een andere job bij tennis Perdaen (aanleggen tennispleinen) en de combinatie van de twee was soms niet zo makkelijk. Zeker op momenten als hij buiten onze landsgrenzen de handschoen moest opnemen: Helsinki, Avignon, Parijs, Duitsland. Door de bokswedstrijden die in ons eigenste Zelehof (nu grootwarenhuis AMI, Gentse steenweg) kwam hij in contact met Jef Van Driessche. Door hem maakte hij de overstap naar de Zeelse boksclub. Jef was de trainer en manager van de club in ’t Kloosterke. Hij was dé man van de club. Jef was licenciaat lichamelijke opvoeding en van boks kende hij verdomd veel. Het palmares van de succesvolle mensen die hij heeft begeleid liegt er niet om: Wies Carmeliet, Rudi Gauwe, Freddy De Kerpel, Rudi Haeck, Dave William… In de Kloosterstraat werd er serieus getraind, alle dagen van de week. Mocht ik van in het begin Jef Van Driessche als trainer gehad hebben, ik had het zeker verder gebracht in de bokssport, zegt Jean zoveel jaren later. Jef was een toffe trainer, die wist wat hij wilde en een duidelijke visie had. |
Jean diept wat fotoboeken en een map met krantenknipsels op. Op foliopapier prijken de vergeelde herinneringen aan die voor Jean toch mooie periode in zijn leven. In 1979 is hij gestopt na een duel waarin hij in de eerste ronde knock-out ging. Jef Van Driessche gaf hem de raad er mee te stoppen. Na 129 kampen heeft Jean die raad dan ook opgevolgd. Hij was toen 36 jaar. |
Die bokshandschoenen hebben toen een tijdje aan de kant gelegen maar oude liefde roest niet. Stilletjes aan is hij terug beginnen trainen met vrienden. Puur voor de leute . Maar omdat boksen geen risicoloze sport is, besloot hij dan toch maar een club te stichten kwestie van in orde te zijn met verzekeringen en aansprakelijkheid. Zijn garage heeft hij omgebouwd tot trainingsruimte en momenteel telt de club een veertigtal leden. Hij vindt het zalig dat hij zijn passie kan doorgeven aan jonge mannen. Het is wel puur amusement, verzekert hij. Ik wil geen competitie meer, geen stress meer. Tenandere, verduidelijkt hij, ik ben niet meer thuis in het wereldje van de bokssport en in ’t weekend kan ik me niet vrijmaken om boksers te begeleiden. Die vaderfiguur die hij ooit vond in Albert Persyn, die is hij nu voor zijn mannen. L’histoire se répète. Drie keer per week zijn ze welkom in Boxingclub Vantorre: op dinsdag en donderdag van 18.30 tot 21.00 uur en op zaterdag van 13.30 tot 15.00 uur. Discipline, respect, beleefdheid… Het zijn geen loze woorden in de Groenlaan. Met zijn mannen heeft hij duidelijke afspraken gemaakt. Tenslotte is hij verantwoordelijk voor zijn kornuiten. Boksen, vechten buiten de club staat gelijk met ontslag, Turks praten op de training staat gelijk met twintig keer pompen. |
Hij troont me mee naar zijn trainingsruimte. Een twintigtal jonge mannen trainen dat het een lieve lust is: touwtje springen, slaan op de boksballen, in de ring houden twee gehelmde jonge Turkse jongens een kleine kamp. Jean loopt constant van hier naar daar. Observeert, motiveert, adviseert, demonstreert… Om de drie minuten gaat de bel om even te pauzeren en dan vliegen ze d’r terug in. |
Ik laat Jean achter en neem afscheid van Anna. Ze zit in huis in haar luie zetel voor de buis. Morgen is het weer werkendag… Bedankt, Anna & Jean voor de babbel ! mark |
Dit interview kan je ook afdrukken.
pdf - Een groot en een klein met mayonaise - Jean Vantorre en Anna Cambier
Krijg je graag een e-mail als de volgende 'Mensen van bij ons' verschijnt?
Ga naar 'Contact', vul je naam en e-mailadres in en gewoon klikken op 'Verzenden'.
Reacties en suggesties zijn altijd welkom !